Veel dranken die we nu kennen zijn ooit ontwikkeld om allerlei kwalen te genezen. De medicinale werking moge dan nooit aangetoond zijn, de dranken werden wel populair om heel andere redenen: suiker en alcohol. De gezondheidsrisico’s die daar dan weer aan kleven waren toen overduidelijk nog niet bekend. Deze keer: Coca-Cola.-
Cola was in het begin een alcohol en drugs bevattende drank. Rond 1880 was John Pemberton begonnen met het experimenteren met verschillende plantenextracten om een medicijn tegen duizelingen te ontwikkelen. Hij gebruikte daarvoor cocabladeren (cocaïne) en een siroopachtige wijn en noemde het ‘Pemberton’s French Wine Coca’. Het drankje zou helpen tegen depressie, impotentie, hoofdpijn, duizelingen, misselijkheid én opiumverslaving, waar John Pemberton overigens zelf last van had. In 1886 legde de Amerikaanse overheid alcohol aan banden om de problemen met alcoholisme aan te pakken en in Atlanta, thuisbasis van Pemberton, werd alcohol zelfs helemaal verboden. Hij verving de wijn daarom door suikersiroop en voegde cafeïnehoudende colanoten toe en daarmee ontstond (bijna) de succesformule die we nu nog kennen.
Frank de duizendpoot
Toen hij van water overstapte op koolzuurhoudend water werd cola pas echt Cola. Dat was overigens ook het moment dat de drank niet meer als medicijn, maar als frisdrank werd verkocht. Een vriend van Pemberton, duizendpoot Frank M. Robinson, aka boekhouder, aka copywriter, aka designer, kwam met de briljante, allitererende vondst Coca–Cola en voilà. En passant ontwierp hij ook de zo typerende typografie die met gemak de tand des tijds heeft doorstaan. Inmiddels heeft Coca–Cola niet meer de geneeskrachtige uitstraling van weleer, alhoewel nog steeds wordt beweerd dat cola helpt tegen misselijkheid. Ook word je er lekker wakker van, maar misschien heeft het feit dat er 6 klontjes suiker in zitten daar ook wat mee te maken. Gezond is anders.